verpleegtehuis
- Geluid: verpleegtehuis (hulp, bestand)
- IPA: / vərˈplextəˌhœys / (4 lettergrepen)
- ver·pleeg·te·huis
- samenstelling van verpleeg ww en tehuis zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | verpleegtehuis | verpleegtehuizen |
verkleinwoord | - | - |
het verpleegtehuis o
- instelling waar mensen kunnen verblijven die niet langer de specifieke zorg van een ziekenhuis nodig hebben, maar die niet gezond genoeg zijn om thuis te wonen
- ▸ Zijn heupen waren versleten. Hij kon zichzelf niet langer onderhouden. „En ik wil niet naar een verpleegtehuis”, zei hij.[1]
- gebouw bestemd voor de verzorging van mensen die niet langer de specifieke zorg van een ziekenhuis nodig hebben, maar die niet gezond genoeg zijn om thuis te wonen
- ▸ Zo staan om de door de Frits van Dongen ontworpen woonwijk Het Funen hekken, met smalle toegangen tot de wijk. Dat was bij De Drie Hoven, het nu grotendeels gesloopte verpleegtehuis in Amsterdam Nieuw-West anders. Daar stond rondom het parkje bij het complex geen enkel hek, zodat de buurtbewoners zonder omlopen het terrein van De Drie Hoven op konden.[2]
-
1. Bewoners van een verpleeghuis ontmoeten elkaar in een dagverblijf (1985).
-
2. Een verpleegtehuis in Haarlem (1980)
- Het woord verpleegtehuis staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Weblink bron Jutta Chorus“Hij schudde zekerheden van zich af” (29 maart 2019) op nrc.nl
- ↑ Weblink bron Bernard Hulsman“Het oude en nieuwe collectieve wonen” (24 januari 2019) op nrc.nl