• ver·ont·waar·di·ging
enkelvoud meervoud
naamwoord verontwaardiging -
verkleinwoord - -

de verontwaardigingv

  1. boosheid.
    • De verontwaardiging was groot bij die vrouw nadat ze opgelicht was. 
     De lakse aanpak om het virus in bedwang te houden heeft zowel lof als verontwaardiging gekregen. Critici beschuldigen de Zweedse autoriteiten van het gokken met het leven van burgers door geen strenge maatregelen op te leggen. Maar de gezondheidsautoriteit hield lange tijd vol dat haar aanpak op de lange termijn duurzaam is.[1]
99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]
  1.   Weblink bron “Brein achter omstreden Zweedse coronastrategie geeft fouten toe” (03-06-2020), Tubantia
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be