verkeersdeelnemer


  • ver·keers·deel·ne·mer
enkelvoud meervoud
naamwoord verkeersdeelnemer verkeersdeelnemers
verkleinwoord verkeersdeelnemertje verkeersdeelnemertjes

de verkeersdeelnemerm [1]

  1. persoon die deel uitmaakt van het verkeer
     Gote rijdt langzaam en geconcentreerd, alsof hij Verkeersdeelnemer van het Jaar wil worden.[2]
     De agent wordt verdacht van het overtreden van artikel 6 van de Wegenverkeerswet. In dat artikel staat dat het iedere verkeersdeelnemer verboden is zich zodanig te gedragen "dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval plaatsvindt".[3]
     "Wat we ook zien, is dat fietsers de weg vaak moeten delen met automobilisten. Als er geen vrij liggende fietspaden zijn, is de kans op ongelukken veel groter", zegt Tertoolen. "De fietser is de kwetsbaarste verkeersdeelnemer. Die kunnen natuurlijk ook individualistisch bezig zijn en niet goed opletten, maar bij een ongeluk tussen een auto en een fietser is die laatste het kwetsbaarst van de twee."[4]


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Onder buren” (2021), Ambo/Anthos uitgevers  , ISBN 9789026356186
  3.   Weblink bron “Politieagent vervolgd voor dodelijk scooterongeluk Maasdam” (donderdag 30 juni 2022, 12:23), NOS
  4.   Weblink bron “Mentaliteit in verkeer gaat hard achteruit, zegt verkeerspsycholoog” (dinsdag 18 april 2023, 10:47), NOS