• ver·gis·sen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
vergissen
vər'ɣɪsə(n)
vergiste
vər'ɣɪstə
vergist
vər'ɣɪst
zwak -t volledig

vergissen

  1. wederkerend zich ~: tot een foutieve conclusie komen, meestal te goeder trouw
    • Hij vergiste zich in het huisnummer en klopte aan bij een wildvreemde. 
     Maar vergis je niet, dit was geen utopisch paradijs.[1]
100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]
  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be