• ver·gis·te
vervoeging van
vergissen

vergiste

  1. enkelvoud verleden tijd van vergissen
    • Ik vergiste. 
    • Jij vergiste. 
    • Hij, zij, het vergiste. 
  2. verbogen vorm van vergist, voltooid deelwoord van vergissen
vervoeging van
vergisten

vergiste

  1. aanvoegende wijs van vergisten
  2. verbogen vorm van vergist, voltooid deelwoord van vergisten