vergeefs
- ver·geefs
- In de betekenis van ‘vruchteloos’ voor het eerst aangetroffen in 1291 [1]
- afgeleid van vergeven met het achtervoegsel -s [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | vergeefs | vergeefser | vergeefst |
verbogen | vergeefse | vergeefsere | vergeefste |
partitief | vergeefs | vergeefsers | - |
vergeefs
- een negatief resultaat hebbend
- Hij deed een vergeefse poging om een ongeluk te voorkomen.
- Zijn poging was vergeefs.
1.
vergeefs
- met negatief resultaat
- Hij trachtte vergeefs een ongeluk te voorkomen.
- ▸ Een paar jaar geleden had Sinterklaas wekenlang vergeefs gezocht.[3]
- Het woord vergeefs staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "vergeefs" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ "vergeefs" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ vergeefs op website: Etymologiebank.nl
- ↑ “Het hele jaar rond: van Sinterklaas tot Sintemaarten” (1973), Lemniscaat , p. 11
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be