• ver·een·za·men
  • afgeleid van eenzaam met het voorvoegsel ver- en met het achtervoegsel -en

vereenzamen [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
vereenzamen
vereenzaamde
vereenzaamd
zwak -d volledig
  1. verliezen van sociale contacten
    • Een dierenarts heeft bij toeval ontdekt dat Jonathan - met een leeftijd van 186 jaar 's werelds oudste schildpad - zonder het te beseffen al ruim 26 jaar een homoseksuele relatie heeft met een soortgenoot. Het op Sint-Helena levende dier kreeg in 1991 een vrouwelijke metgezel, omdat het begon te vereenzamen. Hij bouwde vervolgens een fysieke relatie op met Frederica, maar uit onderzoek blijkt dat zij toch echt een Frederic is.[2] 
    • Dit wat betreft de lichamelijke gevolgen van zuuraanvallen. Ingrijpend zijn ook de psychologische trauma's (depressie, angsten, slapeloosheid) en de maatschappelijke gevolgen. Slachtoffers vereenzamen doordat ze worden aangestaard en uitgelachen of daar bang voor zijn. De kansen op het vinden van werk of een levenspartner zijn gedaald.[3] 
    • Straks niet vereenzamen? Ga nu bridgen! [4] 
96 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[5]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Tubantia Tom Tates 19-OKTOBER-2017
  3. Volkskrant: Als ze met zuur gaan gooien
  4. NRC 30 augustus 2016
  5.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be