• ver·don·ke·ren

verdonkeren [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
verdonkeren
verdonkerde
verdonkerd
zwak -d volledig
  1. donker worden of maken van iets
    • Het is ongelooflijk hoe Godard het nachtelijk Parijs met zijn camera heeft omgesmeed tot een beeldschone hel van duisternis en koud tl-licht. De beelden die voortdurend oplichten, verdonkeren en zelfs polariseren, doen net als de vaak extreme close-ups nog altijd fris aan. [2] 
    • Wijnvlekken die zijn verwijderd met een laserbehandeling, verdonkeren na een aantal jaren meestal weer. Dat schrijven plastisch chirurgen en laserbehandelaars van het Academisch Medisch Centrum in Amsterdam vandaag in de New England Journal of Medicine. Wijnvlekken zijn de soms erg ontsierende paarsrode vlekken die voorkomen bij 3 op de 1.000 pasgeborenen. [3] 
  2. iets stelen
78 % van de Nederlanders;
89 % van de Vlamingen.[4]