verbouwen
- ver·bou·wen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
verbouwen |
verbouwde |
verbouwd |
zwak -d | volledig |
verbouwen
- overgankelijk anders bouwen
- Het huis werd totaal verbouwd.
- overgankelijk planten telen
- De verbouwde bieten zaten barstensvol suiker.
1.anders bouwen
2.planten telen
- Het woord verbouwen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "verbouwen" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be