anbauen
- an·bau·en
Naar frequentie | zeldzaam |
---|
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
anbauen |
baute an |
angebaut |
Klasse 4 sterk | volledig | hulpwerkwoord: haben |
anbauen
- overgankelijk, (bouwkunde) aanbouwen, (een gebouw) uitbreiden
- overgankelijk, (landbouw), (tuinieren) aanbouwen, planten (bijv. van aardappelen, tarwe, hennep enz.)