verbolgenheid
- ver·bol·gen·heid
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | verbolgenheid | verbolgenheden |
verkleinwoord |
de verbolgenheid v
- de mate waarin men verontwaardigd is
- Er is met grote verbazing en ontgoocheling gereageerd op de koude douche die FC Twente woensdag te verwerken kreeg. Hoewel teleurstelling bovenaan de lijst met emoties prijkte, voerde ook verbolgenheid en woede hoogtij. [2]
- Een medewerker van de gemeente Oldenzaal ontdekte de grafschennis. De verbolgenheid over de drieste diefstal is groot. De dieven zijn zonder enig respect voor de overledenen aan het werk gegaan. Ze hebben daarbij over graven gelopen, stenen omgestoten en beschadigd en links en rechts edelmetalen voorwerpen weggehaald. [3]
- Het woord verbolgenheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Tubantia 19-05-16 Reacties op mokerslag bij FC Twente
- ↑ Tubantia Angelique Kunst 24-07-10 Koperdieven op kerkhof Oldenzaal