verantwoording
- ver·ant·woor·ding
- Naamwoord van handeling van verantwoorden met het achtervoegsel -ing
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | verantwoording | verantwoordingen |
verkleinwoord | verantwoordingetje | verantwoordingetjes |
de verantwoording v
- de verplichting om ervoor te zorgen dat iets goed verloopt
- ~ nemen: de verplichting op zich nemen om ervoor te zorgen dat iets goed verloopt
- Ik neem de verantwoording op me voor de organisatie van dit evenement.
- ~ afleggen: uitleggen waarom iets zo gedaan is, rekenschap afleggen, zich rechtvaardigen
- De jongen moest verantwoording afleggen omdat hij de boeken had verbrand.
- ▸ Ïn Zuid-Korea legt de overheid verantwoording af aan de burgers en heeft de bevolking volop economische kansen; het land is zeer welvarend", aldus de Nederlandse uitgever bij het verschijnen van dat boek. "Noord-Korea wordt dictatoriaal geregeerd en kent al tientallen jaren onderdrukking en hongersnood."[1]
- ~ nemen: de verplichting op zich nemen om ervoor te zorgen dat iets goed verloopt
- verantwoordelijkheid (anders gebruikt, zie [1])
1. de verplichting om ervoor te zorgen dat iets goed verloopt
- Het woord verantwoording staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "verantwoording" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Weblink bron “Nobelprijs Economie voor onderzoek naar verschillen in welvaart tussen landen” (14-10-2024), NOS
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be