• ver·ant·woor·ding
enkelvoud meervoud
naamwoord verantwoording verantwoordingen
verkleinwoord verantwoordingetje verantwoordingetjes

de verantwoordingv

  1. de verplichting om ervoor te zorgen dat iets goed verloopt
    ~ nemen: de verplichting op zich nemen om ervoor te zorgen dat iets goed verloopt
    • Ik neem de verantwoording op me voor de organisatie van dit evenement. 
    ~ afleggen: uitleggen waarom iets zo gedaan is, rekenschap afleggen, zich rechtvaardigen
    • De jongen moest verantwoording afleggen omdat hij de boeken had verbrand. 
     Ïn Zuid-Korea legt de overheid verantwoording af aan de burgers en heeft de bevolking volop economische kansen; het land is zeer welvarend", aldus de Nederlandse uitgever bij het verschijnen van dat boek. "Noord-Korea wordt dictatoriaal geregeerd en kent al tientallen jaren onderdrukking en hongersnood."[1]
99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]
  1.   Weblink bron “Nobelprijs Economie voor onderzoek naar verschillen in welvaart tussen landen” (14-10-2024), NOS
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be