[1] veldartillerie
  • veld·ar·til·le·rie
enkelvoud meervoud
naamwoord veldartillerie veldartillerieën
verkleinwoord

de veldartilleriev

  1. (militair) verplaatsbaar geschut dat men gebruikt op het slagveld
     Nadat hij het terrein tegenover de redoute van Sjevardino had bekeken, dacht Napoleon enige tijd zwijgend na en vervolgens wees hij de plaatsen aan waar voor de volgende dag twee batterijen moesten worden opgesteld om de Russische versterkingen te bestoken, en de plaatsen waar, daarnaast, de veldartillerie moest worden opgesteld.[2]
  2. (militair) legeronderdeel dat verplaatsbaar geschut gebruikt
     In werkelijkheid stond al vast dat hij in 1914 zou worden opgeroepen. Toen Nederland op 31 juli 1914 mobiliseerde was het zover. Dat blijkt ook uit een aantekening in het notitieboekje. Mussert reisde de volgende dag per trein van Rotterdam via Den Haag naar Amsterdam om zich bij de veldartillerie te melden.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Oorlog en Vrede” (1869), van Oorschot, ISBN 978902825115 1
  3.   Weblink bron
    Stijn Wiegerinck
    “Privédocumenten van NSB-leider Anton Mussert opgedoken” (03-05-2020), NOS