Nederlands

 
1. Een veegwagen in Rotterdam (2021).
Uitspraak
Woordafbreking
  • veeg·wa·gen
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord veegwagen veegwagens
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de veegwagenm

  1. voertuig van een reinigingsdienst dat is uitgerust met grote borstels om het plaveisel schoon te maken
     Om al het vuil op te ruimen, veegt de reinigingsdienst tweemaal per week. In het kernwinkel- en kernhorecagebied wordt dagelijks geveegd. Voor de veegwagen gaan meestal een spoelmachine en drie vegers uit.[1]
Synoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    Rien Zilvold & Bas Tooms
    “Is Amsterdam echt zo ‘vies en vuig’?” (6 februari 2015) op nrc.nl