• ve·de·laar

afleiding van vedel met het achtervoegsel -aar [1]

enkelvoud meervoud
naamwoord vedelaar vedelaars
verkleinwoord vedelaartje vedelaartjes

de vedelaarm [2]

  1. (muziek) (beroep) iemand die op de vedel speelt
  2. (informeel) iemand die zeer lichte muziek op de viool speelt
35 % van de Nederlanders;
32 % van de Vlamingen.[3]