ved
ved
- ved
Naar frequentie | 31 |
---|
ved
- tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van vide (betekenis: weten)
- ved
Naar frequentie | 145 |
---|
ved
- legge ved svarporto
a.u.b. porto voor antwoord bijvoegen
ved
ved
- gebiedende wijs van vide
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | ved | veden | veder | vedene |
genitief | veds | vedens | veders | vedenes |
ved, m
- [2]: hogge / sage / sanke ved
hout hakken / zagen / verzamelen
- [2]: fyre med ved
met hout stoken
- [1]: komme mellom barken og veden
in een moeilijke positie geraken, met name tussen twee strijdende partijen
- ved
ved
- leggje ved svarporto
a.u.b. porto voor antwoord bijvoegen
ved
ved
- gebiedende wijs van vide
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | ved | veden | vedar | vedane |
ved
- [1]: kome mellom borken og veden
in een moeilijke positie geraken, met name tussen twee strijdende partijen
vervoeging van |
---|
ver |
ved
- gebiedende wijs (bevestigend) tweede persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van ver