vastspijkeren
- vast·spij·ke·ren
- samenstelling van vast en spijkeren
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
vastspijkeren |
spijkerde vast |
vastgespijkerd |
zwak -d | volledig |
vastspijkeren
- overgankelijk met spijkers bevestigen
- Hij spijkerde de klamp vast met betonspijkers.
1. met spijkers bevestigen
- Het woord vastspijkeren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "vastspijkeren" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be