Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • valg

Werkwoord

vervoeging van
valgen

valg

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van valgen
    • Ik valg. 
  2. gebiedende wijs van valgen
    • Valg! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van valgen
    • Valg je? 

Gangbaarheid


Deens

Uitspraak
Woordafbreking
  • valg
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Oudnoorse naamwoord val
Naar frequentie 638
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   valg     valget     valg     valgene  
genitief   valgs     valgets     valgs     valgenes  

Zelfstandig naamwoord

valg, o

  1. keuze
  2. verkiezing
Afgeleide begrippen

Verwijzingen


Noors

Uitspraak
Woordafbreking
  • valg
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Oudnoordse naamwoord  val zn 
Naar frequentie 710
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   valg     valget     valg     valga
valgene  
genitief   valgs     valgets     valgs     valgas
valgenes  

Zelfstandig naamwoord

valg, o

  1. keuze
  2. verkiezing
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen