• lo·kal·valg
Naar frequentie zeldzaam
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   lokalvalg     lokalvalget     lokalvalg     lokalvalgene  
genitief   lokalvalgs     lokalvalgets     lokalvalgs     lokalvalgenes  

lokalvalg, o

  1. (politiek) lokale verkiezing (de verkiezing in een gemeenteraad, in het bestuur van een regio of vergelijkbaar)
    «Det regerende konservative parti har som ventet lidt et stort nederlag ved lokalvalg i England og Wales.»
    De regerende conservatieve partij leed, zoals verwacht, een grote nederlaag in de lokale verkiezingen in Engeland en Wales.

lokalvalg

  1. nominatief onbepaald onzijdig enkelvoud van lokalvalg


  • lo·kal·valg
Naar frequentie zeldzaam
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   lokalvalg     lokalvalget     lokalvalg     lokalvalga
lokalvalgene  
genitief   lokalvalgs     lokalvalgets     lokalvalgs     lokalvalgas
lokalvalgenes  

lokalvalg, o

  1. (politiek) een lokale verkiezing (gemeenteverkiezing en districtsverkiezing)
    «Fristen for å levere liste til høstens lokalvalg er søndag.»
    De deadline voor het indienen van een lijst voor de lokale verkiezing van dit najaar is zondag.

lokalvalg

  1. nominatief onbepaald onzijdig enkelvoud van lokalvalg
  1. NAOB Det Norske Akademis ordbok lokalvalg (in het Noors; geraadpleegd 2020-04-23)