vaam
- vaam
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vaam | vamen |
verkleinwoord | - | - |
de vaam m
- de afstand tussen de toppen van de middelvingers bij zijwaarts uitgestrekte armen later vastgesteld op 1,8288 meter (6 Engelse voet)
vervoeging van |
---|
vamen |
vaam
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vamen
- Ik vaam.
- gebiedende wijs van vamen
- Vaam!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vamen
- Vaam je?
- Het woord vaam staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "vaam" herkend door:
28 % | van de Nederlanders; |
17 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "vaam" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ vaam op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be