• u·ska·da
  • Afleiding van het Noorse voltooid deelwoord skada (van skade) met het voorvoegsel u-
Naar frequentie 3647
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
m/v enkelvoud uskada
o enkelvoud uskada
meervoud uskada
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
uskada

uskada

  1. ongedeerd, ongeschonden, zonder één schrammetje