unitair
- uni·tair
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘gebaseerd op eenheid’ voor het eerst aangetroffen in 1976 [1]
- met het voorvoegsel uni- en met het achtervoegsel -air [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | unitair | unitairder | unitairst |
verbogen | unitaire | unitairdere | unitairste |
partitief | unitairs | unitairders | - |
unitair
- gevestigd op, strevend naar eenheid en algemeenheid
- Het woord unitair staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "unitair" herkend door:
58 % | van de Nederlanders; |
92 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "unitair" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ unitair op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be