uitvliegen
- Geluid: uitvliegen (hulp, bestand)
- uit·vlie·gen
- samenstelling van uit en vliegen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
uitvliegen |
vloog uit |
uitgevlogen |
klasse 2 | volledig |
uitvliegen [1]
- onovergankelijk naar buiten (uit nest of hok) vliegen
- vertrekken
- als u die kant uitvliegt, loopt u op elk moment gevaar
- Het woord uitvliegen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "uitvliegen" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be