uitvieren
- uit·vie·ren
- samenstelling van uit bw en vieren ww
uitvieren [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
uitvieren |
vierde uit |
uitgevierd |
zwak -d | volledig |
- langzamer gaan rijden of lopen door de aandrijving te stoppen maar zonder bij te remmen
- Zelfs de verkeershandhavers vinden de situatie op de Brinkstraat volgens wijkagent Anton Brinks 'ethisch niet verantwoord'. Op de brug over de A35 staat een verkeersbord dat aangeeft dat automobilisten niet harder mogen rijden dan 30 kilometer per uur. "Beetje raar", vindt Brinks. "Want ook al laat je je gewoon uitvieren, dan nog rij je harder dan 30 kilometer. [2]
- Jamaica won de heat met overmacht: 38,07. Slotloper Usain Bolt kon rustig uitvieren en zijn krachten sparen voor de finale, later op zondag. De tijd van de Jamaicanen was niet de snelste in de voorrondes. Die was voor de Verenigde Staten: 37,87. [3]
- een stuk touw of kabel weg laten trekken zonder dat het strak komt te staan
- Het woord uitvieren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "uitvieren" herkend door:
61 % | van de Nederlanders; |
60 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Tubantia 09-02-09 'Vreemde plek voor bord 30 kilometer'
- ↑ Tubantia 03-05-15 Nederlandse ploegen missen finale bij WK estafette
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be