vierde uit
- Geluid: vierde uit (hulp, bestand)
- vier·de uit
vervoeging van |
---|
uitvieren |
vierde uit
- enkelvoud verleden tijd van uitvieren
- Ik vierde uit.
- Jij vierde uit.
- Hij, zij, het vierde uit.
- Ik vierde uit.
- Het woord vierde uit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.