• uit·schui·ven
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
uitschuiven
schoof uit
uitgeschoven
klasse 2 volledig

uitschuiven

  1. overgankelijk de lengte van een voorwerp vergroten door delen ervan langs elkaar te doen glijden
    • Deze tafel kun je uitschuiven tot een tafel voor twaalf personen. 
  2. overgankelijk (een onaangename taak of een probleem) uitstellen, zodat je je daar niet onmiddelijk over moet buigen (+ voor zich)
     Grote problemen, zoals de woningmarkt en stikstof, schoof Rutte voor zich uit, zodat de bom ontplofte in het gezicht van bewindspersonen en van de samenleving in haar geheel.[1]
  1.   Weblink bron “Als Rutte iets niet deed was het de boel bij elkaar houden” (5 juli 2024), NRC