uitschuiven
- Geluid: uitschuiven (hulp, bestand)
- uit·schui·ven
- samenstelling van uit bw en schuiven ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
uitschuiven |
schoof uit |
uitgeschoven |
klasse 2 | volledig |
uitschuiven
- overgankelijk de lengte van een voorwerp vergroten door delen ervan langs elkaar te doen glijden
- Deze tafel kun je uitschuiven tot een tafel voor twaalf personen.
- overgankelijk (een onaangename taak of een probleem) uitstellen, zodat je je daar niet onmiddelijk over moet buigen (+ voor zich)
- ▸ Grote problemen, zoals de woningmarkt en stikstof, schoof Rutte voor zich uit, zodat de bom ontplofte in het gezicht van bewindspersonen en van de samenleving in haar geheel.[1]
1.
2. uitstellen
- Het woord uitschuiven staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Weblink bron “Als Rutte iets niet deed was het de boel bij elkaar houden” (5 juli 2024), NRC