(klemtoonhomogram)

  • uit·ne·mend
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen uitnemend uitnemender uitnemendst
verbogen uitnemende uitnemendere uitnemendste
partitief uitnemends uitnemenders -

uitnémend

  1. van uitzonderlijk hoge kwaliteit
    • Dit was werkelijk een uitnemende vertolking van dit prachtige stuk. 
vervoeging van: uitnemen
verbogen vorm: uitnemende

úítnemend

  1. onvoltooid deelwoord van úítnemen
87 % van de Nederlanders;
79 % van de Vlamingen.[3]