Nederlands

 
uitkijkpunt
Uitspraak
Woordafbreking
  • uit·kijk·punt
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord uitkijkpunt uitkijkpunten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

uitkijkpunt o [1]

  1. locatie vanwaar men een goed zicht heeft op een groter gebied
     Veel toeristen wilden een glimp opvangen van het natuurspektakel. Volgens lokale media kwamen er tussen de 3500 en 4500 mensen naar het uitkijkpunt vanwaar de gletsjer te zien is.[2]
     De woontorens komen in de wijk Leidsche Rijn, ten westen van de A2. Ze worden 80, 100 en dus 140 meter hoog. Tussen de gebouwen komt laagbouw. In totaal komen er ruim 1100 woningen. De hoogste toren krijgt een openbaar uitkijkpunt.[3]
Synoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “VIDEO: groot deel van gletsjer 'witte reus' stort in” (Donderdag 10 maart 2016, 22:47), NOS
  3.   Weblink bron “Utrecht breekt met ongeschreven regel: nieuwe woontoren hoger dan Dom” (Maandag 10 december 2018, 13:48), NOS