uitkeringsgerechtigd

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • uit·ke·rings·ge·rech·tigd
Woordherkomst en -opbouw
stellend
onverbogen uitkeringsgerechtigd
verbogen uitkeringsgerechtigde
partitief uitkeringsgerechtigds

Bijvoeglijk naamwoord

uitkeringsgerechtigd

  1. recht hebbend op een vergoeding vanwege een verzekering
  2. aanspraak hebbend op geld volgens wettelijke regels voor sociale zekerheid
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid