uiteten
- uit·eten
uiteten
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
uiteten |
at uit |
uitgegeten |
klasse 5 | volledig |
- ergatief een maaltijd voltooid hebben
- Ben je uitgegeten?
- overgankelijk (figuurlijk) iemand arm maken; leven op kosten van iemand anders
- overgankelijk (figuurlijk) iets doen wat verboden is
- overgankelijk als afscheid samen een maaltijd gebruiken met
- Wij hebben onze collega uitgegeten.
- uit eten gaan in de betekenis van in een horecazaak gaan eten schrijft men los van elkaar
- Het woord uiteten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.