• uit·dij·ing
enkelvoud meervoud
naamwoord uitdijing uitdijingen
verkleinwoord

de uitdijingv

  1. het groter worden in lengte en of breedte
    • Hoogwaardig openbaar vervoer zoals in Twente past bij het pleidooi van het Europees Parlement voor een verdere versterking van het openbaar vervoer in de stedelijke gebieden. Deze groei is nodig vanwege de uitdijing van steden, toenemend verkeer en lawaai en gezondheidsproblemen door luchtvervuiling. Bovendien nopen het klimaat- en energieprobleem tot rigoureuze maatregelen. [2] 
    • Hierdoor krijgt de wetenschap meer inzicht in de zwarte gaten. Deze zwarte gaten zijn volgens de algemene relativiteitstheorie, gebieden waaruit niets kan ontsnappen, zelfs geen licht. Ook kan de 'donkere energie' beter worden ingeschat, de mysterieuze kracht die de uitdijing van het heelal aandrijft. [3] 
86 % van de Nederlanders;
75 % van de Vlamingen.[4]