Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • uit·ban·nen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
uitbannen
bande uit
uitgebannen
zwak -d

gemengd

volledig

Werkwoord

uitbannen

  1. overgankelijk iets uitdrijven of wegjagen
    • Wij hebben de duivel hier volledig uitgebannen. 
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
84 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be