• uhel·bre·de·lig
Naar frequentie 23419
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
m/v enkelvoud uhelbredelig uhelbredeligere
mer uhelbredelig
uhelbredeligst
mest uhelbredelig
o enkelvoud uhelbredelig
meervoud uhelbredelige
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
uhelbredelige uhelbredeligere
mer uhelbredelig
uhelbredeligste
mest uhelbredelige

uhelbredelig

  1. ongeneeslijk
    «At leve med uhelbredelig kræft er en særlig udfordring.»
    Met ongeneeslijke kanker te leven is een bijzondere uitdaging.
  2. (figuurlijk) hopeloos
  3. (figuurlijk) reddeloos, onverwoestbaar


  • [1]: en uhelbredelig sykdom
een ongeneeslijke ziekte
  • [2]: uhelbredelig dom
hopeloos dom, hopeloos stom
  • [3]: uhelbredelig forelsket
dolverliefd, smoorverliefd