Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ho·pe·loos
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van hoop met het achtervoegsel -loos met het invoegsel -e-
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen hopeloos hopelozer hopeloost
verbogen hopeloze hopelozere hopelooste
partitief hopeloos hopelozers -

Bijvoeglijk naamwoord

hopeloos

  1. waaraan hoop op succes ontbreekt
    • Dat bleek een hopeloze zaak te zijn. 
     Het bleek al snel dat het een slecht idee was om te beginnen waar we op dat moment waren in het voorjaarssemester, dan was hij een hopeloos geval.[1]
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Echte Amerikaanse jeans” (2017), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044632767
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be