reddeloos
- red·de·loos
- afgeleid van red, (stam van het werkwoord redden) met het achtervoegsel -loos met het invoegsel -e- [1]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | reddeloos | reddelozer | reddeloost |
verbogen | reddeloze | reddelozere | reddelooste |
partitief | reddeloos | reddelozers | - |
reddeloos
- zonder mogelijkheid tot redding
- Nadat hij in het ravijn was gestort was hij reddeloos verloren.
- Het woord reddeloos staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "reddeloos" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ reddeloos op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be