Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • red·ding
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord redding reddingen
verkleinwoord reddinkje reddinkjes

Zelfstandig naamwoord

de reddingv

  1. het van gevaar verlost worden
    • Het was zijn redding dat hij een zwemvest droeg. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen