• twaalf·ja·rig
stellend
onverbogen twaalfjarig
verbogen twaalfjarige
partitief twaalfjarigs

twaalfjarig

  1. 12 jaren durend
    • Gedurende dit twaalfjarig tijdperk werd er geen oorlog gevoerd. 
  2. met de leeftijd van 12 jaar
    • Hun twaalfjarige kind ging naar de burgklas van de middelbare school.