• twaalf·ja·ri·ge

twaalfjarige

  1. verbogen vorm van de stellende trap van twaalfjarig
    • Het twaalfjarige contract loopt volgend jaar af. 
enkelvoud meervoud
naamwoord twaalfjarige twaalfjarigen
verkleinwoord

de twaalfjarigev / m

  1. levend wezen dat 12 jaar oud is of iets dat 12 jaar bestaat
    • De twaalfjarige ging naar een basisschool in de buurt. 
     Maar het is jouw leven en als je er blij van wordt moet je het gewoon doen.’ Mijn twaalfjarige dochter was stil en hield zich op de vlakte.[1]
  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers