• tuin·bou·wer
enkelvoud meervoud
naamwoord tuinbouwer tuinbouwers
verkleinwoord tuinbouwertje tuinbouwertjes

de tuinbouwerm

  1. (beroep) (landbouw) Iemand die een tuinbouwbedrijf heeft.
    • In Vlaanderen wordt de term bloemist ook gebruikt voor de tuinbouwer die bloemen teelt in kassen, en ze via de groothandel verdeelt. 
97 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be