tuberculosepatiënt


  • tu·ber·cu·lo·se·pa·ti·ënt
enkelvoud meervoud
naamwoord tuberculosepatiënt tuberculosepatiënten
verkleinwoord tuberculosepatiëntje tuberculosepatiëntjes

de tuberculosepatiëntm [1]

  1. (medisch) persoon die geïnfecteerd is met de tuberculosebacterie en daardoor een ernstige longontsteking heeft
     Het aantal mensen in Europa dat zowel een tbc- als een hiv-infectie heeft, is de afgelopen jaren sterk gestegen. Volgens het Aidsfonds bedraagt de toename over de afgelopen vijf jaar wel 40 procent, terwijl in dezelfde periode het totaal aantal tuberculosepatiënten juist is afgenomen.[2]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Forse toename van combi tbc- en hiv-infecties in Europa” (24-03-2017), Tubantia