Nederlands

Drents trouwfeest
Uitspraak
Woordafbreking
  • trouw·feest
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord trouwfeest trouwfeesten
verkleinwoord trouwfeestje trouwfeestjes

Zelfstandig naamwoord

het trouwfeesto

  1. het feest dat gehouden wordt ter gelegenheid van de huwelijksvoltrekking
    • „Deze jongeren zijn groot gebracht met de sociale traditie. Ze hebben dat volledig geïnternaliseerd. Ze zijn opgegroeid met de verhalen over de bruiloften, de beelden van de Turkse tv. De Turkse meisjes willen ook zo’n mooie jurk en een feest met heel veel gasten.’ Hoe groter, hoe beter, lijkt vaak het devies bij de trouwfeest. „Het heeft alles met status en aanzien in de gemeenschap te maken. Die sociale controle is enorm. Er wordt veel gekletst.” [2] 
Synoniemen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen