trillers
- (IPA in voorbereiding)
- tril·lers
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | trillers | |
verkleinwoord |
de trillers mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord triller
- meervoudsvorm als officiële benaming (zangvogels) een geslacht Lalage van de familie rupsvogels, trillers en menievogels (Campephagidae ). De naam triller slaat op het geluid dat de mannetjes maken: een triller, een snelle herhaling van steeds dezelfde toon
- [2] biaktriller, bonte triller, dwergrupsvogel, Filipijnse triller, gevlekte triller, grijsstuittriller, Indochinese rupsvogel, langstaarttriller, mauritiusrupsvogel, réunionrupsvogel, roodbuiktriller, rouwrupsvogel, samoatriller, sint-matthiastriller, tanimbartriller, witbrauwtriller, witstuittriller, witvleugeltriller, zwartbrauwtriller, zwartkoprupsvogel
- Het woord trillers staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.