trekking
- trek·king
- Naamwoord van handeling van trekken met het achtervoegsel -ing
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | trekking | trekkingen |
verkleinwoord | trekkinkje | trekkinkjes |
de trekking v
- het trekken van loten in een loterij
- Ook bij de laatste trekking van de Staatsloterij won de onverbeterlijke gokker niets, zelfs geen eigengeldje.
- een onwillekeurige spiercontractie
- De epilepsiepatiënt had veel last van trekkingen.
- baattrekking, gevolgtrekking, lottotrekking, maagtrekking, monstertrekking, spiertrekking, steekproeftrekking, wisseltrekking, zenuwtrekking
- Het woord trekking staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "trekking" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be