trekkebekken
- trek·ke·bek·ken
trekkebekken [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
trekkebekken |
trekkebekte |
getrekkebekt |
zwak -t | volledig |
- verkrampen van het gelaat door pijn, vermoeienis of heftige emoties
- ▸ Meteen na de start, meldde ze zich vooraan, pal achter Can, en pal voor Grøvdal en de Zwitserse Fabienne Schlumpf. Maar gaandeweg begon ze van vermoeidheid te trekkebekken en kort daarop groeide het gat met de koplopers, Can, Schlumpf en uiteindelijk ook de Noorse.[3]
- verliefd doen
- [1] bekkentrekken
- [2] minnekozen, beminnen, liefkozen
- Het woord trekkebekken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "trekkebekken" herkend door:
60 % | van de Nederlanders; |
72 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ trekkebekken op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Rob Gollin“Te grote ambitie kost Krumins een medaille bij EK cross” (9 december 2018), de Volkskrant
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be