Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • trai·nee
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord trainee trainees
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de traineev / m

  1. betaalde kracht die verschillende stages loopt in een groot bedrijf om later een leidinggevende functie te kunnen vervullen
    • Sepawand werd in 1970 opgericht door de Nijverdaller Jan Eikenaar en later overgenomen door diens zoon Ronald. Het familiebedrijf maakt systeemplafonds en scheidingswanden. Mak was tussen 1986 en 1989 trainee bij het bedrijf, waaraan hij nu zelf leiding gaat geven. De overname heeft geen gevolgen voor de werkgelegenheid. Mak zet in op groei van dit bedrijf op industrieterrein 't Lochter (Nijverheidsweg 23). [2] 
    • Jasper Schurink (26) is monteur elektrotechnische installaties bij Moekotte in Enschede. Behalve bij de wagenbouw van de Siepeljonkers is hij ook betrokken bij de scouting in Ootmarsum. Adjudant Sander Borgerink 26), woonachtig in Agelo, werkt als trainee bij de Siers Groep in Oldenzaal. Behalve bij de carnaval is hij ook actief voor KOSC. Zijn collega-adjudant Mike de Winder (26) werkt bij SCS Logistics en naast carnaval houdt hij zich bezig met volleybal bij Set-Up. [3] 
    • „Het CVJO is eind 2013 op initiatief en met steun van de gemeente opgericht. Rijssen-Holten stak er 150.000 euro aan investeringssubsidie uit het Deltaplan in. Eind 2016 kreeg het CVJO nog eens 17.000 euro om een masterplan op te stellen. Daarvan zou het CVJO op 1 juli 11.500 euro terug hebben moeten betaald. In 2017 begon de gemeente met het CVJO een trainee-programma. Daar was nog eens 20.000 euro mee gemoeid. Kan dat geld nog teruggehaald worden of is het verdwenen in een bodemloze put?”, vraagt D66-fractievoorzitter Herman Klein Velderman zich af. [4] 
  2. rij lampjes op de vloer van een theater
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

90 % van de Nederlanders;
68 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen