• tool
enkelvoud meervoud
naamwoord tool tools
verkleinwoord tooltje tooltjes

de toolm

  1. hulpmiddel dat geschikt is om een bepaald resultaat te bereiken
    • Er wordt de studenten bijvoorbeeld geen methode aan de hand gedaan, noch om interteksten te ontdekken, noch om ermee om te gaan. Het probleem van de markering, toch geen onbelangrijk item in deze context, wordt in de uitleiding in een paar woorden afgehandeld, terwijl de gemiddelde student hier toch stevig mee worstelt. Waarom niet even uitgeweid over Riffaterres ‘discovery procedures’ in Semiotics of Poetry? De opvattingen van Riffaterre zijn niet onomstreden en er valt veel kritiek op te geven, maar hij biedt tenminste een tool om mee aan de slag te gaan. [1]
    • Geboren tussen twee culturen en opgegroeid in een blanke buitenwijk van Parijs heeft ze altijd tussen de regels en landsgrenzen gezweefd. Nu heeft ze de muzikale "tools" gevonden om zelf een alternatieve ruimte te scheppen, "een eiland waar de anderen kunnen aanmeren," zegt ze. [2]
  2. (informatica) klein computerprogramma dat naast uitgebreide computerprogramma's wordt gebruikt voor specifieke taken waarin die uitgebreide programma's niet of onvoldoende voorzien
    • De site is statisch, bevat geen spannendere tool dan een zoekfunctie. [3]
    • Daarnaast zoeken recruiters in het systeem vooral op "skills", zegt Oostdam. "Ervaring op een bepaald gebied, codetalen die je beheerst, tools waarmee je goed overweg kunt." [4]
68 % van de Nederlanders;
73 % van de Vlamingen.[5]


enkelvoud meervoud
tool tools

tool

  1. werktuig


tool

  1. stoel


  • tool

tool v

  1. (landbouw) zware cilinder om over het land te rollen