toneelspelen
- to·neel·spe·len
- samenstelling van toneel en spelen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
toneelspelen |
speelde toneel |
toneelgespeeld |
zwak -d | volledig |
toneelspelen [1]
- (kunst) onovergankelijk in een toneelstuk optreden
- onovergankelijk zich aanstellen
de toneelspelen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord toneelspel
- Het woord toneelspelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "toneelspelen" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be