tombola op de kermis
  • tom·bo·la
  • Leenwoord uit het Italiaans, in de betekenis van ‘loterijspel’ voor het eerst aangetroffen in 1856 [1]
  • uit het Italiaans [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord tombola tombola's
verkleinwoord tombolaatje tombolaatjes

de tombolam [3]

  1. loterij waarbij de prijzen bestaan uit voorwerpen en iedereen wat wint
    • Ze beschouwen zichzelf veel meer dan de generaties voor hen als een mengelmoes van identiteiten die juist om die kwaliteiten uitstekend kunnen functioneren in de wispelturige tombola van het internationale arbeidsveld.[4] 
    • Minister Schippers denkt dat we inhoudelijk een zeer goede kans maken om als winnaar uit de race te komen. ,,Maar er spelen ook politieke factoren, dat maakt het een enorme tombola."De bewindsvrouw put hoop uit het feit dat de Europese Commissie alle biedingen op inhoudelijke gronden zal beoordelen.[5] 
    • Het is elke week de vraag welke resultaten uit de tombola rollen. Een crisis kan zo weer voorbij zijn, of juist terug. Even de recente geschiedenis nalopen. Het seizoen is nog niet begonnen als het bij PSV rommelt. Er zijn te weinig spectaculaire aankopen gedaan, al is Hirving Lozano dan meteen geliefd. En is de tijd van trainer Phillip Cocu voorbij?[6] 
82 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[7]