toeristisch
- Geluid: toeristisch (hulp, bestand)
- toe·ris·tisch
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘het toerisme betreffend’ voor het eerst aangetroffen in 1923 [1]
- Van het Engelse touristic of het Franse touristique met het achtervoegsel -isch
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | toeristisch | toeristischer | |
verbogen | toeristische | toeristischere | |
partitief | toeristisch | toeristischers | - |
toeristisch
- een plaats die veel toeristen aantrekt
- We hadden in een toeristisch restaurant gegeten.
- van een reis dat men deze voor het plezier maakt
- ▸ Het zou dus ook een toeristisch uitstapje worden.[2]
1. een plaats die veel toeristen aantrekt
- Het woord toeristisch staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "toeristisch" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "toeristisch" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be