naamwoord van handeling
zelfstandig bijvoeglijk
toenemen toenemend
toename toegenomen
  • toe·ne·men
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
toenemen
/'tu.ne.mə(n)/
nam toe
/nɑm 'tu/
toegenomen
/'tu.ɣə.no.mə(n)/
klasse 4 volledig

toenemen

  1. ergatief groter worden in getal of maat
    • De bevolking van de aarde is flink toegenomen. 
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be